Je kind heeft taal voor veel dingen nodig: leren, vrienden maken, praten over gevoelens en talenten ontdekken. Je kunt je kind al vanaf de zwangerschap helpen met taal. De vijf Gouden Taaltips die helpen je om samen met je kind aan taal te werken.

1
Maak contact Zorg dat je kind je gezicht kan zien als je praat: je bewegende mond, ogen en wenkbrauwen leren je kind veel over emoties en woorden. Kijk veel naar je kind: dan kun je zien of je kind met je wil praten of spelen. Als je met andere dingen bezig bent, bijvoorbeeld met je telefoon, dan mis je deze belangrijke signalen van je kind.

2
Praat duidelijk Praat langzaam en duidelijk met je kind. Praat met een hoge stem. En soms met een lage stem. Dat vindt je kind leuk. Praat het liefst in je eigen, gewone woorden en zinnen.

3
Onderzoek samen Vertel vaak wat jullie zien, horen en doen. Bijvoorbeeld thuis, onderweg of tijdens het winkelen of wandelen. Wijs dingen aan en zeg wat het is: zo leert je kind nieuwe woorden en ziet het waar ze bij horen. Lees samen (prenten)boekjes en zing liedjes. Ook voor baby’s zijn er boekjes.

4
Stel vragen Stel vragen over mensen, dieren of dingen die jullie zien. “Wat doet de hond?” of “Waar is de bal?”. Kan je kind nog niet praten? Geef dan zelf antwoord. “Wie is dat? Dat is opa!”. Benoem het gedrag van je kind en stel een vraag. “Je lacht! Ben je blij?” of “Je wrijft in je ogen, ben je moe?”.

5
Praat samen Stop af en toe even met praten: dan kan je kind reageren. Zo heb je samen contact. Maakt je kind geluid? Of lacht je kind? Doe het geluid na of praat terug. Begrijp je niet wat je kind zegt? Dat geeft niks. Praat gewoon samen door.

Brondvermelding: Gouden Taaltips van Taalschatten